Journalistiek Culturele projecten Communicatie
Blog - 4 jan. 2014

Ich haw van Rèkem

Vroeger stond Oud-Rekem gelijk aan de psychiatrische kliniek die het dorp een slechte reputatie bezorgde. Sinds de verkiezing tot het mooiste dorp van Vlaanderen heeft het zijn negatieve klank verloren. Maar voor Michel is tussen Oud-Rekem en de rest van het dorp nog steeds een wereld van verschil.

Al 46 jaar woont Michel Conings met zijn vrouw aan de Rekemerweg. Door de keuken schallen de schlagers van Juulke, de Rekemse volkszanger. De neef van Michel schuift aan. Want Michel weet niet goed hoe dat gaat, zo’n interview. En zijn neef Marcel Beckers is goed van de tongriem gesneden. Er worden grappen gemaakt aan de keukentafel. “’Dat zijn de zotten van Reckheim’, werd over ons gezegd. ‘In het gesticht zitten ze vast en in het dorp lopen ze los'”, lacht Beckers.

Allebei zijn ze geboren en getogen in Bovenwezet, naast Daelwezet en Oud-Rekem een van drie delen van Rekem. Zeker weten dat dat verschil maakt. Oud-Rekem mag dan in 2008 tot mooiste dorp van Vlaanderen zijn gekozen, maar vroeger kwam je daar niet. De mensen daar, dat was ander volk. Ruwer. Dat Michel een meisje trouwde uit Oud-Rekem zorgde voor behoorlijk wat tegenwind.

Hij kwam er alleen om te werken. Van 1964 tot 1995 was hij bewaker en vervolgens verpleger in het gesticht. “In de tijd dat ik begon met werken, ging in Genk de Fordfabriek open. ‘Jongen’, zeiden mijn ouders, ‘pak maar het gesticht, dat is een staatsplaats. Dan heb je later een goed pensioen.’” Het gesticht leverde werkgelegenheid op tot ver buiten Rekem. Een kameraad van Marcel kwam elke maandag op de fiets uit Antwerpen, ‘s anderendaags weer terug. En de vader van Marie-Hélène, Michel’s echtgenote, werkte er ook.

Het waren andere tijden toen. Het hele gesticht telde één dokter. Psychologen waren er niet, en ieder personeelslid had minstens vijfentwintig patiënten onder zijn hoede. Het was zwaar, en sommigen gingen eraan onderdoor, maar je deed gewoon je werk. Er over spreken deed je niet. Het gesticht was een gesloten instelling, niemand wist wat daar gebeurde en de patiënten kwamen niet buiten de muren. “De zotten hadden ook allemaal zo’n pakske aan”, vertelt Beckers. Een gevangenis dus? Beckers knippert even met zijn ogen. “Ge moogt het niet zo zeggen, maar dat was het eigenlijk wel.”

Vanaf de jaren ’80 veranderde veel. De sector veranderde, er kwamen doktoren en psychologen, en de patiënten kwamen buiten. Conings kan zich de eerste vakantie nog levendig herinneren. Als dat maar goed ging. Tien dagen naar hotel Zon en Zee in Westende met mensen die nog nooit buiten waren geweest. Het was een ommekeer. Ook voor hem. “Ik had het er moeilijk mee, met al die veranderingen. Ik ben van de oude stempel. Maar het viel fantastisch mee, het was een belevenis.”

Met meer openheid in het gesticht, veranderde ook het dorp. Door het fietsknooppunt en de verkiezing van Mooiste Dorp van Vlaanderen, stroomde Oud-Rekem vol met toeristen en dagjesmensen. Kapitaalkrachtige Nederlanders kochten de huizen op. Vóór de crisis zorgde dat nog wel eens voor scheve ogen: het gevoel dat de Nederlanders met hun goedgevulde geldbuidel het voor het zeggen hadden. Maar met datzelfde geld, restaureerden ze de huizen. Dat moet je ze toch nageven, vindt Conings. En ach, daarboven wilden zij toch niet wonen.

Weg krijg je ze niet meer uit Rekem. De zuster van Marcel verhuist nu naar Lanaken, omdat haar man dat wil. Nog niet voor niks zou hij daar naartoe gaan. “In Lanaken willen we nog niet geschilderd aan de muur hangen”.


Noot:
Zanger Juulke zong ‘Ich haw van Rèkem’ ter gelegenheid van de verkiezing van Oud-Rekem tot Mooiste Dorp van Vlaanderen in 2008.


Foto:
Geboren en getogen Rekemnaren, Michel Conings (l) en zijn neef Marcel Beckers, zijn verknocht aan hun dorp. (c) Adrienne Peters