Journalistiek Culturele projecten Communicatie
Blog - 1 jun. 2015

Kanttekeningen op maandag #2: enerverend

Het valt nog niet mee, Nederbelg worden. Een enerverende bezigheid. In het Vlaams staat dit woord voor irritant, in het Nederlands heeft het een positief spannende connotatie. Zie, daar begint het al. In beide gevallen vergt het iets van je zenuwstelsel.

Bij het vreemdelingenloket in Elsene - de stad Brussel telt 22 gemeentes met elk hun eigen regels en burelen - ziet het zwart van de mensen. Of ik een afspraak heb? Jawel. Dan mag ik door. De kantoren liggen er allemaal even troosteloos bij. Het doet me denken aan verre reizen in exotische landen waar je bij de post of de bank je traveler cheques moet inwisselen. Veel linoleum, loodzware bureaus, stapels papieren, grijze balies door dunne wandjes van elkaar gescheiden in een schamele poging de blik op de chaos erachter te beperken.

Wat ik in Brussel kom doen? Wonen. Met mijn partner of gezin? Nee. Voor werk? Ook niet. Dat ik zelfstandig ondernemer ben in Nederland vergt extra papierwerk, niet alleen aan deze kant van de grens. Met het merendeel van de opdrachten aan gene zijde, kan ik mijn zorgverzekering in mijn vaderland aanhouden. Maar eerst moet ik een toetsingsformulier invullen zodat ik in mijn nieuwe thuishaven voet aan wal kan zetten bij welke zorginstantie dan ook als het nodig is. Of ik naar het buitenland meereis met een uitgezonden militair. Nou nee, mijn lief woont weliswaar in een typisch Belgisch dorp, wat ook een hachelijke onderneming is, maar toch niet van dien aard.

Terug naar mijn verzoek tot inschrijving in het Belgische rijksregister. Voor 29 juli moet ik de resterende papieren indienen. Aangezien ik geen duidelijke reden heb voor verblijf - wie gaat er nu ook vrijwillig in Brussel wonen - wordt mijn dossier naar het ministerie gestuurd. Uiterlijk 29 oktober krijg ik te horen of ik mag blijven. Lang leve de Europese Unie.
Door naar het loket parkeren, lees ander gebouw, andere straat, even troosteloos. Ik kan een parkeervergunning krijgen van 63 dagen. Voor die tijd moet ik mijn Belgisch kenteken geregeld hebben. Ik weet de komende drie maanden niet eens of ik mag blijven. Die auto kan nog wel even wachten.

Twee dagen later staat agent Jerôme op de stoep. Of ik wel woon waar ik zeg te wonen. Aangezien ik met enige regelmaat voor mijn werk in Nederland verblijf of om privéredenen incognito verkeer op het Belgische platteland, moet ik de goede burgervader teleurstellen. Met een briefje in de bus, in het Frans, word ik vriendelijk verzocht mij bij de politie van Elsene te melden. Voor een rendez-vous!

Intussen heb ik mij door een Frans huurcontract heen geworsteld en weet ik dat een inboedelverzekering in het Belgisch wordt afgekort tot brandverzekering. In Nederland heeft de belastingdienst nog nooit gehoord van flexwerkende freelancers - makkelijker kunnen we het immers niet maken - en wil de gemeente Maastricht het naadje van de kous weten.

En ik? Ik ben aan een serieuze vakantie toe.

Voorlopig stel ik het met het de sushizaak beneden mij, het Thaise restaurant aan de andere zijde van de voordeur, de pizzabakker aan de overkant, de Roemeense kleermaker schuin tegenover, de vriendelijke Chinese kioskhouder die mijn postpakketjes ontvangt als ik niet thuis ben een paar huizen verder, de klinkende klokken van de Deense kerk halverwege en de enoteca aan het einde van de straat, en een nimmer aflatende portie Brusselse joie de vivre op iedere straathoek.

Zeg nou zelf, wat is er enerverender dan emigreren?